Volg ons op twitter!
Oproep plaatsen Oproepen lezen Pease-test Flirt-test

Test hoe mannelijk of vrouwelijk jouw hersenen zijn!

De volgende test laat je zien in welke mate je hersenen zijn geschakeld voor mannelijk of vrouwelijk denken. De vragen zijn verzameld uit veel toonaangevende studies naar de seksualiteit van de menselijke hersenen en het classificatiesysteem werd ontwikkeld door de Britse geneticus Anne Moir. Er zijn geen goed-of-fout vragen in deze test, maar hij biedt enkele interessante inzichten in de redenen waarom je de keuzen maakt die je maakt en denkt op de manier waarop je denkt. Aan het einde van de test kun je de score aflezen.

Kies de verklaring die op jou het meest van toepassing is. De test telt 30 vragen.


man vrouw


Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen De vragen van deze test zijn gestoeld op het boek "Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen" door B. Pease & Allan Pease

Succes!

1/30.
Wanneer er een kaart of stratenplan moet worden gelezen...
  • A:...vind je dit moeilijk en vraag je vaak om hulp.
  • B:...keer je de kaart naar de richting die je opgaat.
  • C:...heb je geen probleem met het lezen van de kaart of het stratenplan.
2/30.
Je bent bezig een ingewikkelde maaltijd te bereiden met de radio en er belt een vriend(in).
  • A: Je laat de radio aanstaan en blijft doorkoken terwijl je aan de telefoon praat.
  • B: Je zet de radio uit, praat en blijft koken.
  • C: Je zegt dat je terug zult bellen zodra je klaar bent met koken.
3/30.
Vrienden willen op bezoek komen en vragen naar de route naar je nieuwe huis.
  • A: Je tekent een kaart met duidelijke aanwijzingen en vragen en stuurt die naar hen toe, of je vraagt iemand anders om uit te leggen hoe ze er moeten komen.
  • B: je vraagt welke herkenningspunten ze kennen en probeert vervolgens uit te leggen hoe ze er kunnen komen.
  • C: Je legt woordelijk uit hoe ze er moeten komen: "Je volgt de A2 richting Utrecht, neem de afslag Stadion, onder aan de afslag ga je linksaf en bij de eerste stoplichten rechts..."
4/30.
Wanneer je een idee of gedachte uitlegt, ben je geneigd...
  • A:...een potlood, papier en lichamelijke gebaren te gebruiken.
  • B:...het verbaal uit te leggen met gebruik van lichaamstaal en gebaren.
  • C:...het verbaal uit te leggen in heldere en beknopte termen.
5/30.
Wanneer je thuiskomt van een prachtige film, ga je het liefst...
  • A:...beelden van de film terughalen in je gedachten.
  • B:...praten over de taferelen en wat er werd gezegd.
  • C:...voornamelijk citeren wat er in de film werd gezegd.
6/30.
In een bioscoop zit je het liefst...
  • A:...aan de rechterkant van de zaal.
  • B:...overal, het maakt je niet uit.
  • C:...aan de linkerkant van de zaal.
7/30.
Een vriend heeft iets mechanisch dat niet werkt. Je zou het volgende doen:
  • A: Meeleven en bespreken hoe de ander zich erover voelt.
  • B: Iemand aanraden die betrouwbaar is en het kan repareren.
  • C: Bedenken hoe het werkt en proberen het voor hem of haar te maken.
8/30.
Je bent in een onbekende plaats en iemand vraagt je waar het noorden is. Je ...
  • A:...bekent dat je het niet weet.
  • B:...gist na enig nadenken waar het is.
  • C:...wijst zonder enig probleemen naar het noorden.
9/30.
Je hebt een parkeerplaats gevonden die krap is en je moet achteruit inparkeren. Je zou...
  • A:...liever een andere parkeerplaats zoeken.
  • B:...voorzichtig proberen achteruit in te parkeren.
  • C:...zonder moeite achteruit inparkeren.
10/30.
Je zit televisie te kijken als de telefoon gaat. Je zou het volgende doen:
  • A: De telefoon aannemen met de televisie aan.
  • B: De televisie zachter zetten en vervolgens de telefoon aannemen.
  • C: De televsie uitzetten, tegen anderen zeggen dat ze stil moeten zijn en vervolgens de telefoon aannemen.
11/30.
Je hebt net een nieuwe lied gehoord van je favoriete zanger.
  • A: Je zingt daarna zonder enige moeite een stukje van het lied.
  • B: Je zingt daarna een stukje van het lied als het een heel eenvoudig liedje is.
  • C: Je vindt het moeilijk je te herinneren hoe het lied klonk, maar je herinnert je enkele woorden.
12/30.
Je voorspelt een uitkomst het best door middel van...
  • A:...je intuïtie
  • B:...een beslissing die is gemaakt op basis van zowel de beschikbare informatie als intuïtie.
  • C:...feiten, statistieken en gegevens.
13/30.
Je bent je sleutels kwijt. Zou je...
  • A:...iets anders gaan doen tot het je weer te binnen schiet waar ze liggen?
  • B:...iets anders gaan doen maar blijven proberen je te herinneren waar je ze hebt neergelegd?
  • C:...in gedachten nagaan wat je hebt gedaan, tot je je herinnert waar je ze hebt gelaten.
14/30.
Je bevindt je in een hotelkamer en je hoort in de verte het geluid van een sirene. Je...
  • A:...kunt direct in de richting wijzen waar het geluid vandaan komt.
  • B:...zou waarschijnlijk in de richting kunnen wijzen als je je concentreert.
  • C:...zou absoluut niet kunnen bepalen waar he vandaan komt.
15/30.
Je gaat naar een sociale bijeenkomst en wordt voorgesteld aan zeven of acht nieuwe mensen. De volgende dag...
  • A:...kun je je hun gezichten makkelijk voor de geest halen.
  • B:...zou je je een paar gezichten kunnen herinneren.
  • C:...zou je eerder hun namen herinneren.
16/30.
Je wilt in je vakantie naar het platteland, maar je partner wil naar een badplaats.
  • A: Je vertelt de ander hoe je je voelt: je houdt van he platteland en zowel kinderen als gezin hebben he altijd naar hun zin.
  • B: Je vertelt de ander dat als jullie nu naar het platteland gaan, je de volgende keer graag naar het strand wilt.
  • C: Je gebruikt fieten: het platteland is dicterbij, goedkoper en geschikt voor zowel sport als ontspanning.
17/30.
Wanneer je de activiteiten van de dag plant, ga je gewoonlijk als volgt te werk:
  • A: Je maakt een lijst zodat je kunt zien wat er gedaan moet worden.
  • B: Je denkt aan de dingen die gedaan moeten worden.
  • C: Je stelt je in gedachten de mensen voor die je zult zien, de plaatsen waar je naartoe gaat en de dingen die je zult doen.
18/30.
Een vriend(in) heeft een persoonlijk probleem en komt dit met jouw bespreken. Jij...
  • A:...bent medelevend en begripvol.
  • B:...zegt dat problemen nooit zo erg zijn als ze lijken en legt uit waarom.
  • C:...biedt suggesties of rationeel advies aan over hoe het probleem opgelost kan worden.
19/30.
Twee vrienden uit verschillende huwelijken hebben een geheime affaire. Hoe snel denk je dit in de gaten te hebben?
  • A: Je hebt het al heel snel door.
  • B: Je merkt het halverwege.
  • C: Je merkt het waarschijnlijk niet.
20/30.
Waar gaat het leven om, zoals jij het ziet?
  • A: Vrienden hebben en in harmonie leven met degenen om je heen.
  • B: Vriendelijk zijn tegenover anderen, terwlij je je persoonlijke onafhankelijkheid handhaaft.
  • C: Waardevolle doelen bereiken, het respect van anderen winnen en prestige krijgen en vooruitgang boeken.
21/30.
Als je de keuze zou krijgen, zou je het liefst werken...
  • A:...in een team waarin de mensen gelijkwaardig zijn.
  • B:...rond anderen waarbij je je eigen ruimte behoudt.
  • C:...voor jezelf.
22/30.
De boeken die je leest zijn...
  • A:...romans en fictie
  • B:...tijdschriften en kranten
  • C:...non-fictie, autobiografieën
23/30.
Wanneer je gaat winkelen, heb je de neiging...
  • A:...vaak impulsieve aankopen te doen, met name de aanbiedingen.
  • B:...een vaag plan te hebben maar het te nemen zoals het komt.
  • C:...de etiketten te lezen en prijzen vergelijken.
24/30.
Je gaat het liefst naar bed, wordt het liefst wakker en eet het liefst...
  • A:...wanneer je daar zin in hebt.
  • B:...op basis van een schema, maar je bent flexibel.
  • C:...elke dag ongeveer rond dezelfde tijd.
25/30.
Je bent met een nieuwe baan begonnen en hebt veel nieuwe mensen ontmoet. Een van die mensen belt je thuis op. Je zou...
  • A:...het makkelijk vinden zijn of haar stem te herkennen.
  • B:...de stem ongeveer halverwege het gesprek herkennen.
  • C:...het moeilijk vinden de stem te herkennen.
26/30.
Waar raak je het meest door van streek wanneer je onenigheid met mensen hebt?
  • A: Hun stilzwijgen of gebrek aan reactie.
  • B: Wanneer ze jouw gezichtspunt niet zien.
  • C: Hun indringende of uitdagende vragen en opmerkingen.
27/30.
Wat vond je op school van toetsen over dictees en opstellen?
  • A: Je vond dat redelijk makkelijk.
  • B: Het ene ging je gewoonlijk goed af, maar het andere niet.
  • C: Je was in geen van beide goed.
28/30.
Wanneer het aankomt op dansen of swingende aangelegenheden...
  • A:...kun je de muziek 'voelen' nadat je de passen hebt geleerd.
  • B:...kun je sommige oefeningen of danspassen uitvoeren, maar heb je moeite met andere.
  • C:...heb je problemen met de timing of het ritme.
29/30.
Hoe goed ben je in het herkennen en nabootsen van dierengeluiden?
  • A: Niet zo goed.
  • B: Redelijk.
  • C: Goed.
30/30.
Aan het einde van een lange dag, ga je het liefst...
  • A:...met vrienden of familie over je dag praten.
  • B:...naar anderen luisteren die over hun dag praten.
  • C:...een krant lezen, televisie kijken en niet praten.
Bedankt voor het maken van de test. Indien gewenst kunnen we jouw persoonlijke score plus toelichting als extra service ook naar je e-mailadres versturen. (Alle e-mailadressen worden na het versturen van de e-mail uit ons systeem deleted).

Ja, stuur me de uitslag per email!

Mijn Email:

Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen De vragen van deze test zijn gestoeld op het boek "Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen" door B. Pease & Allan Pease



Jouw aantal punten:


Minder dan 150 punten: Mannelijk

Hersenen die voor voornamelijk mannelijk denken zijn 'geschakeld' halen meestal een score van onder de 150. Hoe dichter ze bij de 0 zitten, hoe mannelijker ze zijn en hoe hoger het testoteronniveau waarschijnlijk is. Deze mensen vertonen sterke logische, analystische en verbale vaardigheden en hebben de neiging zeer gedisciplineerd en goed georganiseerd te zijn. Hoe dichter ze bij de 0 scoren, hoe beter ze zijn in het beramen van kosten en het plannen van uitkomsten voor statistische gegevens, waarbij ze nauwelijks door hun emoties worden beinvloed. Scores in de lagere regionen zijn hoge mannelijke scores. Deze scores laten zien dat er grote hoeveelheden testoteron aanwezig waren in de beginfase van de ontwikkeling van de foetus.

Meer dan 180 punten: Vrouwelijk

Hersenen die voornamelijk zijn geschakeld voor vrouwelijk denken zullen hoger scoren dan 180. Hoe hoger het aantal punten, hoe vrouwelijker de hersenen zullen zijn en hoe waarschijnlijker dat de persoon in kwestie opvallende creatieve, artistieke en muziekale talenten vertoont. Deze mensen nemen beslissingen meer op grond van intuitie en instinct en zijn goed in het herkennen van problemen, zonder dat ze daarbij veel gegevens nodig hebben. Ze zijn ook goed in het oplossen van problemen door middel van creativiteit en inzicht.

Tussen de 150 en 180 punten: De overlap

Scores tussen de 150 en 180 geven een overeenkomst weer in gedachten van beide geslachten, of ze staan met een voet zowel in het ene als in het andere seksuele kamp. Deze mensen laten geen voorkeur zien voor mannelijk of vrouwelijk denken en vertonen gewoonlijk een flexibiliteit in denken dat van groot nut kan zijn voor elke groep die een probleemoplossend proces doormaakt. Ze sluiten vaak vrienschappen met zowel mannen als vrouwen.

Opmerkelijk:

  • Hoe verder de score voor een man boven de 180 ligt, hoe groter de kans is dat hij homoseksueel zal zijn.
  • Hoe lager de score voor een vrouw, des te waarschijnlijker dat ze lesbische neigingen heeft.
  • Mannen die en score onder de 0 halen en vrouwen die een score van boven de 300 halen, hebben hersenen die zo tegengesteld zijn geschakeld dat ze waarschijnlijk alleen gemeen hebben dat ze op dezelfde planeet leven!